Een tijdje geleden kreeg ik de kans om met een politieker over de tuin te praten. Hij vertelde over zijn majestueuze buxustuin en toonde foto’s van een domein dat me deed denken aan de tuinen van Versailles.
Ik viel om van verbazing. Die tuin was groot en nauwgezet onderhouden, minutieus geschoren en alles in de plooi. “Wow!” zei ik, “En hoe houd je de Buxusmot daaruit?” Zonder blikken of blozen antwoordde hij dat hij daarvoor wel ‘moet’ spuiten. “Allee jong, doet gij dat nog?!” riep ik uit.
Ik vertelde hem dat dit echt niet de juiste methode is om van plaaginsecten af te raken. Door te sproeien, doden we zwakke exemplaren. Maar er zijn er altijd die het redden omdat ze aangeboren sterker zijn. Als zij met elkaar paren, krijgen we door overerving alleen nog sterke insecten die op den duur immuun zijn voor vergif. Zo blijven we bezig natuurlijk. Tot we alle soorten vergiftigd hebben en alleen de plaaginsecten nog overblijven. (Daar zijn we momenteel naartoe aan ’t gaan.)
Een vriendin die ons zag discussiëren, mengde zich in het gesprek. Ze vertelde hem dat hij naast de buxusmot ook andere insecten doodt en zelfs vogels. Zij nemen de vergiftigde rupsen mee naar hun nest, voeden ze aan hun jongen en die sterven. “Neenee” zei hij. “Op mijn Buxus zitten geen andere insecten en vogels komen daar niet naartoe. Ik spuit alleen tegen de Buxusrupsen.”
“Je kan ook iets anders dan Buxus in de plaats zetten” opperde ik dan. Maar dat kon onder geen enkel beding. De Buxus stond daar al tientallen jaren en was zijn grote trots, die kon echt niet weg. Dat snapte ik ergens wel. Dus vertelde ik hem: “Je hebt nu een plantje, Ilex crenata, dat je niet kan onderscheiden van Buxus maar het is veel sterker. Je moet dat niet sproeien. Dat is zelfs veel goedkoper want al dat vergif kost toch enorm veel geld” probeerde ik nog. Maar meneer had zich al helemaal afgesloten. Toeme toch!
De week daarna kwam ik als Tuinranger in een prachtige, zeer verscheiden tuin. Er was ook een formeel tuinkamertje met een rustbank onder een oude knotwilg en buxushaagjes rond witte rozen. Dus hier stelde ik weer de vraag hoe de eigenaars de Buxusmot eruit hielden. “Dit is geen Buxus.” zei de man des huizes. Het is Ilex crenata. Ik had het écht niet gezien! Vijf jaar geleden hadden ze alle Buxus eruit gegooid en vervangen door deze Ilex. Prachtig!
Ik moest weer denken aan de politieker met zijn oogkleppen op. Hoe erg het toch is dat zo iemand een bestuurlijke functie kan krijgen! Dat die zich niet meer moet informeren over zaken die belangrijk zijn! En hoe het toch kan dat we van dat chemisch vergif niet af geraken. Ondanks alle kankers en neurologische ziektes die mensen krijgen.
Ik heb het beroemde boek ‘Silent spring’ van Rachel Carson gelezen. In één van de laatste hoofdstukken schreef ze waarom de strijd tegen chemisch vergif nog heel zwaar zal zijn. We weten nochtans dat biologische bestrijding tegen plaaginsecten uiteindelijk veel beter is. Belagers helpen om plagen te bestrijden, dat blijft tenminste duren. Het evenwicht zoeken in ‘the circle of life’, dat werkt voor alles. Maar onderzoek daarnaar wordt bijlange niet zo goed betaald. Grote chemische bedrijven financieren universiteiten om onderzoek te doen naar pesticiden. Dat levert dikke studiebeurzen op. Het is begrijpelijk dat sommige entomologen (insectenkenners) zeggen dat insecticiden geen kwaad kunnen, als je weet dat hun studies en loopbaan gefinancierd worden door de chemische industrie. Wie betaalt, die bepaalt. Mogen we dan wel waarde hechten aan hun mening dat pesticiden niet zo’n kwaad kunnen, als we weten dat ze zo partijdig zijn? Ik vertrouw dat voor geen haar, eerlijk gezegd! En wat die ene politieker betreft, ik ga zeker niet op hem stemmen!!!