Carnavalsmengsel

Eigenlijk leerde ik het dit voorjaar aan de kindjes van We-time niet helemaal juist.

Ik liet hen bloemen zaaien voor de bijen en gebruikte daarvoor een mengsel dat ik nog ergens in mijn zadenbakje gevonden had: een carnavalsmengsel. Dit is een mengsel met uitheemse, vrolijke, kleurrijke bloemen: cosmea, slaapmutsjes, meisjesogen, korenbloemen en klaprozen in verschillende kleuren, …

Ik vertelde hen dat onze bijen, vlinders en andere insecten het stuifmeel en de nectar uit de bloemen nodig hebben als voedsel. Op dat moment waren de rosse metselbijen in het insectenhotel boven ons hoofd druk aan ’t uitvliegen. En op de krokussen zaten teddybeertjes, dikke hommels, te brommen.

Kwistig en zeer ijverig strooiden de kindjes de zaden in het rond. Vorige week kwamen ze nog eens op natuurkamp in de tuin en zagen dat het resultaat van hun werk zeer geslaagd was.

Maar ik leerde het hen niet helemaal juist dus hè.

De bloemen die ze gezaaid hebben, zijn eigenlijk ‘kijkbloemen’. Heel mooi voor ons, mensen, maar onze insecten hebben er niet zoveel aan. Zij eten nectar en stuifmeel. Maar het stuifmeel in die uitheemse bloemen is genetisch helemaal anders dan dat van onze inheemse soorten. Veel van onze insecten herkennen het niet en verhongeren.

Honingbijen en meer algemene hommelsoorten eten de nectar wel. Maar meer kwetsbare soorten komen niet aan hun trekken. Ook voor hun voortplanting hebben ze inheemse waardplanten nodig. Het is zelfs zo dat het zaad van die inheemse planten best niet uit het buitenland komt. Biologen ontdekten dat die een genetisch andere samenstelling kunnen hebben dan diegene die in onze streken voorkomen. Een korenbloem gekweekt in Oosterse landen is hier dus volkomen nutteloos. Daarom is het zo belangrijk om als je echt iets wil betekenen voor onze insecten, je zaden koopt bij onze kwekerijen zoals Ecoflora in Halle in plaats van gewoon in het tuincentrum.

In de tuin is dat nu niet zo heel erg. Die is er ook voor de mens en mag ook gewoon mooi zijn. Daarom liet ik de kinderen het mengsel toch zaaien. Maar ik let er wel op dat ik wilde peen, witte dovenetel, paardenbloemen, hondsdraf, … ook hun plaats gun. Onze akkerranden en openbaar groen daarentegen, daar gebruikt men die uitheemse mengsels beter niet.

Nu ben ik wel zeer nieuwsgierig of jullie dit al wisten.

Katleen de kip

Eigenlijk heet ze voluit Katleen 2.0 want ik had al eens een Katleen toen ik tien jaar oud was.

Een foto van haar vind je hier. Katleen was een klein ‘Engels’ kipje dat ik tam gemaakt had. Ik ging met haar enkele jaren na elkaar naar de kinderjaarmarkt in Opdorp en kreeg steeds de eerste prijs. Op zo’n jaarmarkt werden alle dieren in een hokje gezet maar ik zette mijn kipje er bovenop. Het hokje zelf versierde ik met tekeningen en verhaaltjes en een heuse stamboom van onze kippen. Katleen mocht samen met de buurmeisjes en mij daar naartoe wandelen. We droegen haar in onze armen en dat vond die knuffelkip het allerleukst. Af en toe zetten we haar eens in de ‘graskant’ om haar behoefte te kunnen doen. 🙂

Sinds vorig jaar heb ik terug ‘een Katleen’. Deze keer is het een wit zijdehoentje. De kuikens die ik zelf kweek, zijn nogal handtam. Samen met moeder kip slapen ze in het tuinhuis in een hokje. Elke dag neem ik ze uit dat hokje en zet ze in een rennetje op het gazon. Daardoor zijn ze het gewoon om opgepakt te worden.

Katleen is een speciale. Als kuiken was ze al ‘haantje de voorste’. Ze was de kleinste van den hoop maar ze wist steeds eerst de lekkerste hapjes te bemachtigen. Deze winter verbleven de zijdehoentjes in de serre omwille van de vogelgriep. Als ik daar binnenkwam, kon ze niet rap genoeg bij mij zijn. Regelmatig botste ze gewoon tegen me op! Zo lomp dat dat klein geval was!

Katleen is zeer vrijgevochten. ‘Blijf in uw kot!’, da’s niet aan haar besteed. Onder de poort heeft ze de draad een beetje weggeduwd zodat er een gaatje ontstaan is waar zij alleen door kan. De haan vindt dat niet tof en als hij haar aanstalten ziet maken om erdoor te kruipen, pikt hij in haar staart. Maar dat trekt ze zich lekker niet aan hoor.

Als wij in de tuin komen, zien we haar een spurt trekken om zo snel mogelijk bij ons te zijn. De lieve wederhelft zegt dat ik haar een helmpje en pilootbrilletje moet kopen. Ze gaat echt eens op haar bek gaan, vrezen we.

Als we ’s avonds op het terras zitten, komt ze gezellig erbij. Bedoeling is dat ze naast de hond op de grond blijft. Gelukkig kan ze niet vliegen want ze zou zo graag ook in de zetel zitten. Reikhalzend met een draaiend kopje staat ze steeds te zoeken hoe ze daar toch zou in geraken. Als de hond dan nieuwsgierig wordt en haar besnuffelt, krijgt die een pik in de neus. De erge tik!

Enkele weken geleden heeft ze een vreselijk avontuur beleefd. We waren haar bijna kwijt. Karen, de vriendin waarmee ik ons boek schreef, was hier met haar hond Kiah. Onze hond Swenga en Kiah kunnen heel mooi samen spelen. We laten ze dat dus heel regelmatig doen. Maar Kiah is geen kippen gewoon. En dat wist ons Katleen niet. Ze was dus toch weer terug onder de poort geglipt. Ineens zagen wij Kiah wegspurten en hoorden we vlak daarna een vreselijke schreeuw. We holden naar van waar het geluid kwam, zagen daar een spoor van witte, donzige pluimpjes en Katleen in de bek van Kiah.

Alles gebeurde in een fractie van een seconde. Ik sprong naar de hond, trok Katleen uit haar bek en die hing half verdoofd te hijgen in mijn handen. De helft van haar pluimen weg, bijtwonden op haar rug en buik en een darm die uitpuilde. Die kon ik voorzichtig terugduwen en toen kwam ze bij. Coleirig dat ze was! Ze begon terug te schreeuwen, precies of ik kon er aan doen dat dit haar overkomen was. Het kieken!

Zo kon ze echt niet meer terug in het kippenhok. De wonden, daar zouden vliegen naartoe komen en ze zouden infecteren.

Karen, die was ondertussen helemaal van haar melk. Razend kwaad op haar hond en bijna huilend vroeg ze of ik nu kwaad was op haar. Allee! Ik ging toch niet een kieken tussen ons laten komen?! Die arme Kiah had ook alleen maar haar instinct gevolgd. Ik had er moeten aan denken dat Katleen niet in haar kot kan blijven.

Tijd voor actie dan. Katleen werd in een badje met babyshampoo gezet. Haar verwondingen vielen wel mee, zag ik. Die werden goed ontsmet en regelmatig ingesmeerd met een desinfecterende zalf die ik nog had van de hond. Ze mocht zelfs op hotel: in een konijnenhok in de living, op de hondenbench naast de valkparkiet van jongste zoon. (Die kan nu ook kakelen zoals een kip) Haar pluimpjes waren dankzij de babyshampoo stralend wit en mooi donzig geworden. “Alleen spijtig dat er maar zo weinig meer opstaan”, zei de lieve wederhelft. Ambiance hoor, zo’n kieken in huis 😉

“Bewijs dat ik me beter voel. Alleen ik kan zeggen dat ik een ei gelegd heb in de living. 😉 “

Katleen is helemaal hersteld nu. Ze draaft terug door de tuin en heeft het hoogste woord. Samen met mij wieden, vindt ze helemaal gezellig. Ik de ongewenste plantjes, zij de miereneitjes, slakjes en andere lekkere beestjes. Hebben jullie eigenlijk kippen? Ik zou ze niet meer kunnen missen!