De zadendoos van Velt Neer-Brabant

Eigenlijk ben ik best fier op dit laagdrempelig initiatief. Middenin de Coronacrisis ben ik samen met enkele Malderse dames gestart met een zadendoos. We verveelden ons en vonden de verplichte quarentainemaatregelen niet tof. Dus we maakten een ‘ruildoos’ met zaden, vertelden dit in de Facebookgroep van ons dorp en de doos begon aan een reis langs verschillende mensen met groene vingers. Dat was echt tof en zorgde voor verbinding ook al mochten we niet bij elkaar komen. (De doos werd aan de voordeur gezet, er werd aangebeld en we wachtten braaf op enkele meters afstand. Een mens kan zich dat nu niet meer voorstellen he?)

De Coronacrisis was gedaan en wij dachten dat we met de doos best konden stoppen. Maar daar kwam heel wat protest op. Dus hebben we met onze Veltafdeling besloten dit initiatief verder te zetten. Vorig jaar heeft ze een toer gedaan in heel ons werkingsgebied (Londerzeel, Malderen, Buggenhout, Steenhuffel, Merchtem, Opwijk en Wolvertem) als een soort van estafette. Er deden Veltleden mee maar ook mensen die ons eigenlijk niet echt kenden. Het was heel plezant om te zien hoe het aanbod steeds wisselde. We waren met alleen bloemenzaden gestart maar er kwamen snel verschillende soorten moestuinzaden bij. En we zagen dat mensen er gretig dingen uitnamen.

Onze bedoeling is niet een volle zadendoos te krijgen maar wel zoveel mogelijk zaden in de grond. Dus ook mensen die geen zaden kunnen doneren, mogen zeker meedoen.

Hoe werkt het?

  1. De zadendoos wordt bij jou thuis gebracht. We vragen je de doos niet langer dan 5 dagen te houden zodat iedereen de kans krijgt.
  2. Neem de zaden eruit die je wil gebruiken.
  3. Heb je zelf zaden van planten uit je tuin of (niet vervallen) overschotjes die je niet meer gebruikt? Deel deze met anderen en steek ze in de zadendoos. Om de doos compact te kunnen houden, vragen we de zaden in de bijgevoegde bruine zakjes te stoppen. Ook graag hierop de plantennaam en oogstjaar noteren. Veel zaad? Verdeel de zaadjes over verschillende zakjes. Heb je zakjes met gekochte zaden die je niet meer gebruikt, die mogen er ook in. Liever geen potjes of doosjes want dan raakt de zadendoos snel te vol en onoverzichtelijk.
  4. Klaar met zaden nemen en doneren? Na maximaal 5 dagen contacteer je mij (gegevens zitten in de doos) en ik vertel dan naar wie je de doos mag brengen. Zo weten wij meteen waar de doos zit en gaat ze niet verloren.

Zaden zijn duur en wij vinden het tof dat we met onze zadendoos deze drempel kunnen wegnemen. Daarbij is het ook heel interessant voor de biodiversiteit. Want je helpt mee om oude en zeldzame rassen te bewaren. We hebben gemerkt dat er soms unieke variëteiten in zo’n zadendozen terecht komen. In tuincentra vind je meestal alleen maar eenheidsworst. Bij ons kan je nieuwe smaken, soorten en kleuren ontdekken.

En het sociale aspect speelt voor ons ook mee natuurlijk. Mensen met dezelfde passies leren kennen en gezellig keuvelen over de tuin, wij doen dat graag.

Heb jij al eens meegedaan met zo’n zadenruil? Of zou je dat wel willen doen?

Stoepplantjes

Een verloren uurtje op zondagnamiddag en ik besluit wat te wieden op het terras. De lieve wederhelft wil (nog) niet tegelwippen. Dus ik wacht geduldig tot hij ook overtuigd raakt.

Hij komt eens kijken wat ik uitvoer en knikt goedkeurend. “Ja maar, ik ga wel niet alles uittrekken hè.” verwittig ik hem. Hij lacht, draait eens met zijn ogen en gooit me een kusje. “Dat begrijp ik” zegt hij. “Ik veronderstel dat alles wat je laat staan van een enorme ecologische waarde is?”

Ik grinnik omdat ik het compromis dat we maakten, grandioos vind. Hij heeft het graag netjes. Ik wil zoveel mogelijk planten en leven.

Het gras en de basterdwederik die dit jaar zo welig tieren (ja, zelfs op het terras) gaat eruit. Toffe stoepplantjes blijven. Ik ontdek zelfs een grasklokje of rapunzelklokje onder het raam. Obsidentify is bijna zeker dat het een grasklokje is. Een rapunzelklokje onder ons raam klinkt nochtans sprookjesachtig he?

Wat er nog allemaal staat? Koningskaars, Late guldenroede, Lavendel, Wilde marjolein, Dropplant, Draadereprijs, Steenanjer, Moederkruid, Teunisbloem, Sint-Janskruid, Wilde Peen, een Akeleitje, Sedum album en nog veel meer. Deze stoepplantjes hebben zich daar allemaal zelf gezet en staan daar dus met hun volle goesting. Daarbovenop leveren ze nectar voor onze insecten. En sommigen zijn zelfs waardplant voor de baby’s van vlinders of andere toffe diertjes. Ik kan die sloebers dan toch niet uittrekken?

Ik vind het tof dat mensen deze taaie rakkers beginnen te waarderen. Er bestaan zelfs al boeken over, zie hier of hier. Hoe voel jij je bij al die stoepplantjes? Moeten ze (allemaal) wijken of blijven?

Dagboek van een Tuinranger (6)

Kleine gelukjes van een Tuinranger

° Dat ik ondertussen al 20 tuinbezoeken op mijn naam heb staan. Ieder bezoek is anders en ik vind het fantastisch dat mensen zo goed door hebben waarvoor wij komen. Aan telefoon, als we de afspraak vastleggen, vertel ik steeds dat we geen tuinarchitecten zijn. Dat we geen tuinplan maken maar tips geven om meer natuur in de tuin te krijgen. Mijn hart maakt steeds een sprong als ik aan de andere kant van de lijn hoor dat dat de bedoeling van de aanvraag is.

° Het allerliefst kom ik bij jonge gezinnen met kinderen. Waar ik mag jongleren tussen de duploblokken en de kleurpotloodjes op tafel opzij geschoven worden zodat ik mijn map en foto’s kan leggen. Laatst toen ik mijn fiets voor het raam parkeerde, vloog het gordijn opzij en hoorde ik een vrolijke kinderstem schallen: “De Tuinranger is er!” Dat we dan samen kunnen zoeken hoe een bloemenweide voor mama en de voetbalgoal voor de zoon des huizes kunnen gecombineerd worden, vind ik zo boeiend.

° Dat Annick en ik samen mochten acteren. We speelden in de tuin van een medewerker dat we van Tuinranger bezoek deden. Deze filmpjes schitteren nu op de leeromgeving van Inverde om toekomstige Tuinrangers te inspireren. Een super plezante dag, een mooie mand met verschillende theetjes en eeuwige roem hebben we daarmee verdiend.

° Dat ik voor de gemeente zelfs al eens aan een onthardingsproject mocht meehelpen. Het voetpad tegen een zuidelijk georiënteerde gevel werd uitgebroken en ik mocht planten adviseren. Veel zon minnende planten en de inheemse Rode Spoorbloem heb ik voorgesteld. Bij ons komt de kolibrievlinder daarop foerageren. De tuineigenaar was daardoor helemaal overtuigd. Met onze nieuwe duurzaamheidsambtenaar heb ik een hele goede band gekregen. Samen met haar mogen nadenken over hoe we Londerzeel duurzamer en mooier kunnen maken, geeft me moed. Niet bij de pakken blijven zitten, maar steentjes mogen verleggen, dat helpt bij klimaatverdriet.

° Dat de meeste mensen die ik bezoek het verhaal van de biobloembollen nog niet kennen. En als ik het verteld heb, ze allemaal ook biobloembollen willen. Je kan die nu trouwens hier bestellen: https://samenaankoop.velt.nu/ (tot 20 mei). Er zijn zelfs al verschillende tuineigenaars lid geworden van Velt. Vroeger deden we met ons Veltbestuur altijd wedstrijd: om ter meest leden maken. Ik denk dat ik nog steeds aan de leiding sta. 😉

° Dat we vorige maand in het GIL (gemeentelijk infoblad Londerzeel) stonden. Een foto van onze Tuinrangersploeg stond op de cover en binnenin een interview met Annick en mij. We kregen daar al heel veel toffe reacties over.

° Dat Katrien en ik zelfs eens advies mochten geven aan een charmante kinderarts die een weide gekocht had. Hij wil die ecologisch inrichten zodat hij kansen kan geven aan inheemse fauna en flora. Dankzij de Tuinrangers komen wij veel mensen tegen die het goed menen en dat doet zo’n deugd.

° Dat ik nu nog berichtjes krijg van mensen die ik vorig najaar bezocht. Ik had toen Daslook beloofd maar gezegd dat ze in het voorjaar, nu we kunnen verplanten, mij er moesten aan herinneren. Of dat aanbod nog gold, vroegen ze. Een wandeling door onze tuin en nog veel meer planten kunnen delen, vond ik zo plezant.

° Dat het als ik bij mensen terecht kom die ik ken, serieus kan uitlopen en het zeer gezellig kan worden. Zo eens bijbabbelen met dorpsgenoten, ik vind dat tof.

° Dat we zelfs in de kleuterschool advies mochten gaan geven om de speelplaats te vergroenen. De directeur en klusjesman met groene vingers leidden ons rond. Hun enthousiasme en hun ogen zien schitteren bij onze uitleg, was zalig.

° Dat Werner, Flore en Elisa van het Tuinrangersproject ons zo ondersteunen en dat we regelmatig extra opleidingen krijgen van Inverde, dat is zo boeiend! Ongerustheid over het klimaat en onze biodiversiteit, heel dit project helpt me om mijn zorgen wat te vergeten.

Dagboek van een Tuinranger (4)

Nu ben ik er echt ene! Vorige maand werd onze opleiding afgerond met een bijeenkomst in het begijnhof van Diest. We kregen de laatste praktische tips, konden kennismaken met nieuwe tuinrangers van andere gemeenten en met de mensen van de vrijwilligerswerking. We merkten al direct dat Elisa, onze vrijwilligersverantwoordelijke, een joviale, goedlachse madam is. Ik kreeg al enkele toffe mailtjes van haar. De contacten met zo’n mensen maken dat je van vrijwilligerswerk zoveel voldoening krijgt.

De eerste 12 tuinen die we in Londerzeel bezoeken, gaan we met twee doen. Dan staan we wat sterker he ;). Mijn eerste tuinbezoek deed ik samen met Annick. Gisteren hielp ik Erna. De week erna helpt Rita mij en help ik Martine met een tuin. Ik ging ook al mee ‘als stagiaire’ met Kristien uit Asse. Zij heeft al meer dan 100 tuinen gedaan. Dus daar heb ik wel wat van geleerd.

Dat eerste tuinbezoek is enorm goed meegevallen. Een hele lieve jonge mevrouw die al direct toegaf dat ze geen groene vingers heeft maar wel enorm om de natuur geeft.

Ze had zich in de luren laten leggen door de tuinaannemer. Die had haar terras behandeld met gif tegen ‘onkruid’. De middelen die nu gebruikt worden, kunnen geen kwaad meer, had hij gezegd. Dat is spijtig genoeg niet juist. Het kankerverwekkende glyfosaat zal wel vervangen zijn door pelargonzuur. Maar dat is even giftig voor bodemorganismen en waterleven. Op de verpakking staat dat je minstens 10 meter verwijderd moet blijven van oppervlaktewater. En dat kan niet op een terras of oprit met een afvoer naar de riool. Daarbij werkt het niet echt. Alleen de bovengrondse delen van de plant worden aangetast. Dus na een maand staat het er terug. Ze heeft veel geld betaald voor niks. Wij adviseerden het onkruid tussen haar tegels te lijf te gaan met een grastrimmertje of een scheut heet water.

Wat hebben we nog verteld?

Dat je mos tussen de tegels op de oprit zelfs in gerenommeerde Engelse tuintijdschriften ziet. Dat het tussen onze oren zit, dat het weg moet. Mos is een echte luchtzuiveraar. Dus in onze living moeten we stofzuigen maar buiten niet. Zij was vooral bang dat ‘de mensen’ haar vuil zouden vinden. Dus dat de Tuinrangers haar zeiden dat het voor de natuur beter is, vond ze eigenlijk wel tof.

Dat je met een metserskuip ingegraven in de grond en waterplanten erin kikkers en salamanders kan aantrekken.

Dat bosaardbeitjes lekkere en makkelijke bodembedekkers zijn in dat stukje tuin waar ze geen weg mee weet.

Dat ze in dat moeilijk hoekje tegen de muur biobloembollen in de grond kan steken en tuingeraniums kan zetten.

We gaven haar zaadjes van inheemse bloemen, nuttig voor bijen. Want het carnavalsmengsel dat ze voor hen gezaaid had, daar zijn ze eigenlijk niet veel mee. Volgend jaar gaat ze onze bloemen zaaien. En ook de Margrietenzaadjes die we haar gaven, gaat ze gebruiken en uitdelen.

Dat ze heel goed bezig is in haar gazon. De kinderen voetballen er. Maar de mol mag er wroeten. Ze trekt de molshopen gewoon open. Daardoor kunnen madeliefjes en andere kruiden kiemen en krijgt ze een kruidenrijk gazon.

Dat in het gaatje in de muur waar steeds een bijtje naartoe ging, nu baby’tjes zitten die volgend voorjaar zullen uitkomen. Dat eerst de mannetjes zullen komen die de vrouwtjes zullen opwachten. Dat de Franse veldwesp die we tegenkwamen, niet naar limonade komt. En de groene schildwants die ineens op tafel landde en we in een loeppotje staken zodat ze haar kon bekijken, daar werd ze zowaar emotioneel van.

Of ons tuinbezoek positief was? Ik denk het wel. Vooral omdat ze op een bepaald moment uitriep: “Amai, het is hier precies mijn verjaardag vandaag!” Daar doet een mens het voor he?

De andere bezoeken deze week waren ook allemaal zo positief. En Kristien uit Asse stuurde ons allerlei informatie over inheemse planten door. Zij maakte daarmee een map, aangevuld met foto’s uit haar tuin. Dat wil ik deze winter ook maken. Als je foto’s kan tonen aan de mensen, dat spreekt meer aan.

Ik doe het echt graag: vertellen over de tuin, mensen tips geven om meer natuur te verwelkomen en zo onze gemeente een beetje mooier maken.

(Foto’s zijn van Bjorn Weynants tijdens onze Ecotuindag ’23)

Dagboek van een Tuinranger (1)

Vorige maand was ik present op de infoavond over de Tuinrangers in onze gemeente. Er waren een kleine twintig toehoorders. Projectleider Werner Van Craenenbroeck kwam ons vertellen wat de tuinrangers doen en hoe je er ene kan worden.

Ik volg hen al van bij de start en vind het fantastisch wat ze doen. ‘Tuinrangers‘ is een dienst van Inverde voor steden en gemeenten om bij te dragen aan hun klimaat- en biodiversiteitsbeleid via de tuinen van inwoners. Dit gebeurt via een lokale vrijwilligerswerking. Want 12% van de open ruimte in Vlaanderen is ‘vertuind’. Dat wil zeggen dat we zelf gigantisch veel mogelijkheden hebben in de strijd tegen de klimaat- en biodiversiteitscrisis. En voelen dat je er iets kan aan doen, dat maakt gelukkig.

Door onderzoek in tuincentra is gebleken dat mensen vol goede wil zitten om onze inheemse wilde dieren te helpen. De afdeling met producten voor tuinbewoners (nestkastjes, vetbollen, insectenhotels, …) is enorm winstgevend. Alleen is er een probleem. Een nestkastje in een compleet verharde tuin, dat werkt niet. Want jonge koolmezen eten geen vetbollen, maar rupsen. En voor rupsen heb je inheemse bomen en struiken nodig. Vlinders en bijen hebben bloemen nodig. En egels in een volledig afgesloten tuin? Die raken er niet in of uit.

Maar zo’n dingen worden niet verteld door een tuinaannemer of -architect. Daarom is de Tuinranger-methode uitgevonden. Zoals de vrijwilliger het hulpje van de verpleegkundige in het woonzorgcentrum is, is de tuinranger dat van de tuinaannemer of -architect. Tuinrangers kunnen ook advies geven over welke aannemers of architecten in de buurt natuurvriendelijk werken.

Wat doen Tuinrangers dus niet? Ze geven geen technisch advies over tuinaanleg. Maken geen tuinontwerp of geven geen esthetisch oordeel.

Wat doen ze dan wel? Op maat van jouw tuin en jouw leven geven ze (gratis) advies over hoe je meer natuur kan verwelkomen. Ze kijken naar de bodem en de oriëntatie van de tuin. En wat haalbaar is, bijvoorbeeld geen grote eik in een kleine voortuin. Ze werken op maat van de mensen, hun smaak en hun tuingebruik. Bijvoorbeeld als er veel gevoetbald wordt in de tuin, gaan ze geen bloemenweide voorstellen.

Er zijn nochtans boeken en websites over natuurvriendelijk tuinieren. Toch hebben veel mensen nog schroom. Want we hebben wel van onze ouders geleerd hoe we het gras moeten afrijden. Maar hoe onderhoud je bijvoorbeeld een bloemenakker? Dat leer je niet zo makkelijk uit een boek. Daarom is er de Tuinranger! Hoe begin je daaraan? En hoe zit het specifiek voor jouw tuin? Je tuin moet natuurlijk een tuin blijven, het moet geen wildernis worden.

De opleiding van de Tuinranger en de bezoeken die hij aflegt, worden gefinancierd door de gemeente. Gedurende een tweetal uurtjes komt hij bij je thuis advies op maat geven. Hij werkt rond tuinbiotopen, tuinproblemen en hulp voor specifieke diersoorten. Hij gaat ook met jou op ‘tuinsafari’. Je krijgt een pakket met een mapje in A4-formaat met adviesmateriaal en een safarikit met zoekkaarten en een vergrootglaspotje. Ook zadenmengsels en een tuinbordje zitten in het pakket. Bedoeling is je vooral ‘goesting in tuinnatuur’ te geven. Je tonen dat je met weinig moeite een aards paradijs aan je achterdeur kan creëren.

Da’s iets waar ik heel graag wil aan meehelpen. Ik heb gesolliciteerd en op 4 maart start de opleiding. Wordt hopelijk vervolgd!

Hoe Apodemus het hazenpad koos

Ik hol nog steeds achter de feiten aan door dat ene project. Maar gisteren was het er uiteindelijk toch van gekomen om de serre winterklaar te maken. Een maand te laat, ik weet het. Het enige wat ik nu nog kon proberen, was pluksla en veldsla zaaien.

Eerst begon ik met de laatste tomaten en komkommers te oogsten. De gele bes tomaat had niet zo goed opgebracht, vond ik. Nochtans hadden er veel bloemetjes op de struik gestaan. Tijdens het opruimen van de struiken zag ik ineens hoe de grond omgewoeld was en met een bergje lag.

Mmm, toch maar eens met mijn riek in geprikt. Vliegensvlug sprongen daar drie pluizige beestjes uit. Twee ervan vonden direct de weg door de open deur. De derde sprong, holde zichzelf voorbij en zoefde steeds voorbij de deur. Het beestje was helemaal in paniek. Hij had een glimmende, gezonde vacht met een beetje een rosse schijn. Dat kon ik al waarnemen terwijl hij me steeds maar voorbij rende.

Uiteindelijk, helemaal buiten adem kwam hij in een hoekje van de serre terecht. Voorzichtig bukte ik me en vroeg zijn naam. Hij antwoordde niet maar bleef me brutaal met zijn donkere oogjes aankijken. Dan maar een foto genomen en Waarnemingen.be vertelde me dat hij Apodemus sylvaticus heet.

Apodemus vertrouwde het echt niet. Trillend bleef hij me in ’t oog houden en ik hem. Het was een man, dat wist ik zeker. Want omdat ik zo bleef staren, werd ie helemaal onzeker. Hij begon zijn schattige handjes te wassen. Wilde hij een goede indruk maken op mij? Of zou hij me nu terstond een pandoering willen geven? Voorzichtig schuifelde ik een beetje dichter. Zoveel avances had ik niet mogen maken want Apodemus sprong op, liep vliegensvlug weg en verstopte zich onder een blaadje in de serre.

Daar moest ik geen moeite meer in steken, die zou ik toch nooit over zijn angst voor vrouwen heen krijgen. Dus besloot ik hem maar te negeren en ging ik terug verder tomaten plukken.

Apodemus deed me denken aan ‘Circle of life’ uit The Lion King. Hij hoort erbij. In het wild leeft hij ongeveer een jaar en staat op het menu van bosuilen en wezels. Maar ook vossen, marterachtigen, kerkuilen en ransuilen lusten hem. Die komen hier allemaal in den hof. Hijzelf is een opportunist en eet wat hij kan vinden. Maar hij eet ook slakken! In Groengenot zijn dat de enige beesten die een beetje té overvloedig aanwezig zijn.

Op een bepaald moment had Apodemus toch de deur gevonden. Want toen ik even opkeek door het raam, zag ik hem door den hof ‘sjeezen’. Hij had het hazenpad gekozen. Of was het het ‘bosmuizenpad’?