Dagboek van een Tuinranger (1)

Vorige maand was ik present op de infoavond over de Tuinrangers in onze gemeente. Er waren een kleine twintig toehoorders. Projectleider Werner Van Craenenbroeck kwam ons vertellen wat de tuinrangers doen en hoe je er ene kan worden.

Ik volg hen al van bij de start en vind het fantastisch wat ze doen. ‘Tuinrangers‘ is een dienst van Inverde voor steden en gemeenten om bij te dragen aan hun klimaat- en biodiversiteitsbeleid via de tuinen van inwoners. Dit gebeurt via een lokale vrijwilligerswerking. Want 12% van de open ruimte in Vlaanderen is ‘vertuind’. Dat wil zeggen dat we zelf gigantisch veel mogelijkheden hebben in de strijd tegen de klimaat- en biodiversiteitscrisis. En voelen dat je er iets kan aan doen, dat maakt gelukkig.

Door onderzoek in tuincentra is gebleken dat mensen vol goede wil zitten om onze inheemse wilde dieren te helpen. De afdeling met producten voor tuinbewoners (nestkastjes, vetbollen, insectenhotels, …) is enorm winstgevend. Alleen is er een probleem. Een nestkastje in een compleet verharde tuin, dat werkt niet. Want jonge koolmezen eten geen vetbollen, maar rupsen. En voor rupsen heb je inheemse bomen en struiken nodig. Vlinders en bijen hebben bloemen nodig. En egels in een volledig afgesloten tuin? Die raken er niet in of uit.

Maar zo’n dingen worden niet verteld door een tuinaannemer of -architect. Daarom is de Tuinranger-methode uitgevonden. Zoals de vrijwilliger het hulpje van de verpleegkundige in het woonzorgcentrum is, is de tuinranger dat van de tuinaannemer of -architect. Tuinrangers kunnen ook advies geven over welke aannemers of architecten in de buurt natuurvriendelijk werken.

Wat doen Tuinrangers dus niet? Ze geven geen technisch advies over tuinaanleg. Maken geen tuinontwerp of geven geen esthetisch oordeel.

Wat doen ze dan wel? Op maat van jouw tuin en jouw leven geven ze (gratis) advies over hoe je meer natuur kan verwelkomen. Ze kijken naar de bodem en de oriëntatie van de tuin. En wat haalbaar is, bijvoorbeeld geen grote eik in een kleine voortuin. Ze werken op maat van de mensen, hun smaak en hun tuingebruik. Bijvoorbeeld als er veel gevoetbald wordt in de tuin, gaan ze geen bloemenweide voorstellen.

Er zijn nochtans boeken en websites over natuurvriendelijk tuinieren. Toch hebben veel mensen nog schroom. Want we hebben wel van onze ouders geleerd hoe we het gras moeten afrijden. Maar hoe onderhoud je bijvoorbeeld een bloemenakker? Dat leer je niet zo makkelijk uit een boek. Daarom is er de Tuinranger! Hoe begin je daaraan? En hoe zit het specifiek voor jouw tuin? Je tuin moet natuurlijk een tuin blijven, het moet geen wildernis worden.

De opleiding van de Tuinranger en de bezoeken die hij aflegt, worden gefinancierd door de gemeente. Gedurende een tweetal uurtjes komt hij bij je thuis advies op maat geven. Hij werkt rond tuinbiotopen, tuinproblemen en hulp voor specifieke diersoorten. Hij gaat ook met jou op ‘tuinsafari’. Je krijgt een pakket met een mapje in A4-formaat met adviesmateriaal en een safarikit met zoekkaarten en een vergrootglaspotje. Ook zadenmengsels en een tuinbordje zitten in het pakket. Bedoeling is je vooral ‘goesting in tuinnatuur’ te geven. Je tonen dat je met weinig moeite een aards paradijs aan je achterdeur kan creëren.

Da’s iets waar ik heel graag wil aan meehelpen. Ik heb gesolliciteerd en op 4 maart start de opleiding. Wordt hopelijk vervolgd!

Hoe Apodemus het hazenpad koos

Ik hol nog steeds achter de feiten aan door dat ene project. Maar gisteren was het er uiteindelijk toch van gekomen om de serre winterklaar te maken. Een maand te laat, ik weet het. Het enige wat ik nu nog kon proberen, was pluksla en veldsla zaaien.

Eerst begon ik met de laatste tomaten en komkommers te oogsten. De gele bes tomaat had niet zo goed opgebracht, vond ik. Nochtans hadden er veel bloemetjes op de struik gestaan. Tijdens het opruimen van de struiken zag ik ineens hoe de grond omgewoeld was en met een bergje lag.

Mmm, toch maar eens met mijn riek in geprikt. Vliegensvlug sprongen daar drie pluizige beestjes uit. Twee ervan vonden direct de weg door de open deur. De derde sprong, holde zichzelf voorbij en zoefde steeds voorbij de deur. Het beestje was helemaal in paniek. Hij had een glimmende, gezonde vacht met een beetje een rosse schijn. Dat kon ik al waarnemen terwijl hij me steeds maar voorbij rende.

Uiteindelijk, helemaal buiten adem kwam hij in een hoekje van de serre terecht. Voorzichtig bukte ik me en vroeg zijn naam. Hij antwoordde niet maar bleef me brutaal met zijn donkere oogjes aankijken. Dan maar een foto genomen en Waarnemingen.be vertelde me dat hij Apodemus sylvaticus heet.

Apodemus vertrouwde het echt niet. Trillend bleef hij me in ’t oog houden en ik hem. Het was een man, dat wist ik zeker. Want omdat ik zo bleef staren, werd ie helemaal onzeker. Hij begon zijn schattige handjes te wassen. Wilde hij een goede indruk maken op mij? Of zou hij me nu terstond een pandoering willen geven? Voorzichtig schuifelde ik een beetje dichter. Zoveel avances had ik niet mogen maken want Apodemus sprong op, liep vliegensvlug weg en verstopte zich onder een blaadje in de serre.

Daar moest ik geen moeite meer in steken, die zou ik toch nooit over zijn angst voor vrouwen heen krijgen. Dus besloot ik hem maar te negeren en ging ik terug verder tomaten plukken.

Apodemus deed me denken aan ‘Circle of life’ uit The Lion King. Hij hoort erbij. In het wild leeft hij ongeveer een jaar en staat op het menu van bosuilen en wezels. Maar ook vossen, marterachtigen, kerkuilen en ransuilen lusten hem. Die komen hier allemaal in den hof. Hijzelf is een opportunist en eet wat hij kan vinden. Maar hij eet ook slakken! In Groengenot zijn dat de enige beesten die een beetje té overvloedig aanwezig zijn.

Op een bepaald moment had Apodemus toch de deur gevonden. Want toen ik even opkeek door het raam, zag ik hem door den hof ‘sjeezen’. Hij had het hazenpad gekozen. Of was het het ‘bosmuizenpad’?